29965 |
steigertouw |
steigertouw:
[steiger]tǫw (L211p Leunen)
|
Het touw waarmee de aanbinder aan de staanders wordt vastgebonden. Steigertouwen zijn vervaardigd van hennep of van vezelmateriaal van gelijke sterkte, zijn minimaal 5 m lang en hebben een doorsnede van minimaal 1 cm. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2c; monogr.]
II-9
|
29974 |
steigervloer |
eerste/tweede steiger:
[eerste/tweede steiger] (L211p Leunen)
|
De uit steigerplanken samengestelde vloer waarop de metselaar staat. De woordtypen 'steiger' en 'stelling' zijn in dit lemma opgenomen omdat de invullers deze woorden ook gebruikten in de betekenis ...stellingvloerø̄. Doorgaans werd er aan het woord 'eerste', 'tweede', 'derde', etc. toegevoegd om de verschillende verdiepingen aan te duiden. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen '(steiger)-' en '(stelling)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 3e; monogr.]
II-9
|
24976 |
steil, sterk hellend |
stik:
stikke (L211p Leunen),
(trappen van vergelijking: stikker-stikst).
stik (L211p Leunen)
|
steil [SGV (1914)] || steil, sterk hellend
III-4-4
|
17820 |
steken |
steken:
stêke (L211p Leunen)
|
steken [SGV (1914)]
III-1-2
|
19744 |
stekker |
driewegstekker:
driejwegstekker (L211p Leunen)
|
stekker met drie aansluitmogelijkheden
III-2-1
|
31766 |
stelknoppen |
stelknoppen:
stɛlknø̜p (L211p Leunen)
|
De knoppen aan de onderzijde van de spanzaagarmen, waartussen het blad van de spanzaag bevestigd is. De enkelvoudige opgaven uit het lemma kunnen ook verwijzen naar de handgreep die aan sommige spanzagen zoals de draaizaag en de schulpzaag bevestigd is en het mogelijk maakt het zaagblad te draaien. Vgl. ook woordtypen als handgreep, handvat en snade. [N 53, 8d; N I, 1d]
II-12
|
25966 |
stellingmolen |
galerijmolen:
galǝręj[molen] (L211p Leunen)
|
Een hoge stenen molen met een zwichtstelling er rond omheen vanwaaraf onder meer de stand van de kap kan worden veranderd en de vang wordt bediend. Zie ook afb. 9. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32e; A 42A, 53; Sche 6; N O, 32j]
II-3
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
keulse pot:
Kölse pot (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
aardenwerkpot || keramiek van de Nederrijn
III-2-1
|
29923 |
stenendrager |
sjouwer:
šǫwǝr (L211p Leunen)
|
De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.]
II-9
|
20417 |
sterfbed |
doodsbed:
dódsbed (L211p Leunen)
|
doodsbed
III-2-2
|