e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterige kost dunnigheid: As ge maagpien het, kunde t baest allieën már wat dunneghejd aete  dunneghejd (Leunen), poelie: De poelie klotst in mienen boek  poelie (Leunen) vloeibaar dun voedsel || vloeibaar voedsel in de maag III-2-3
waterketel, moor marmiet: mármiet (Leunen), moor: muər (Leunen), ge mòt aeges wieëte hoe of òwwe moeër zingt: men is zelf verantwoordelijk voor zijn doen en laten  moeër (Leunen) oude koperen waterketel die met een smalle rand in het vuur zakt || waterketel III-2-1
waterlossing loopjes: løpkǝs (Leunen) Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4
watermunt pepermunt: paepermunt (Leunen) pepermunt III-4-3
waterpas waterpas: wātǝrpas (Leunen) Gezegd van een muur wanneer deze tijdens de controle met de loodplank of het waterpas een horizontale stand vertoont. Wanneer een muur 'niet' waterpas was, werd in Q 121 gezegd: 'de muur is uit de waag' ('dǝ m ̇ūr e ̞s˱ ūs˱ dǝ wǫax'). [N 31, 10e; N 31, 10c; monogr.] II-9
waterplant moerplant: moērplânt (Leunen) moerasplant III-4-3
waterput put: pøt (Leunen, ... ), welput: welput (Leunen) [DC 21 (1952)] [N 12 (1961)] [SGV (1914)] I-7
waterring van de mijt ring: reŋ (Leunen) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
wecken inmaken: ienmake (Leunen), wecken: wekke (Leunen, ... ) levensmiddelen in flesse/glazen potten sterilliseren d.m.v. koken en luchtdicht afsluiten || wecken III-2-3
weduwe wedvrouw: wedvrow (Leunen), wedvrouwmens: wedvrómmes (Leunen), wedwijf: wedwief (Leunen), weeuw: wew (Leunen, ... ), wèw (Leunen) weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2