e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwager gezwagers: gezwaogers (Leunen), schoonbroer: schonbruur (Leunen), schónbruur (Leunen), zwager: zwaoger (Leunen), zwoager (Leunen), neen  zwaoger (Leunen) gezamenlijke zwagers (in één familie) || schoonbroeder [SGV (1914)] || schoonbroer, zwager || zwager || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)] III-2-2
zwak, slap zwak: zwak (Leunen) zwak [DC 02 (1932)] III-1-1
zwaluwstaarten intanden: intãndǝ (Leunen) Een zwaluwstaartverbinding maken. [monogr.] II-12
zwaluwstaartverbinding zwalvenstaart: zwɛlvǝstart (Leunen) In het algemeen een verbinding waarbij een soort pen, uitgesneden in de vorm van een zwaluwstaart aan het einde van het ene stuk hout, wordt gevoegd in een inkeping van dezelfde vorm aan het einde van het andere stuk. Zie ook afb. 133. [N 54, 55a; A 18, 39e; monogr.] II-12
zwarte kraai, kraai kraai: kraej (Leunen), krääj (Leunen) kraai [SGV (1914)] III-4-1
zwavelx zwavel: zwa͂veͅl (Leunen) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4
zweep zweep: zwēp (Leunen) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwemmen zwemmen: zwemme (Leunen) zwemmen [SGV (1914)] III-3-2
zwenghout, spoorstok eghaam: ęxhām (Leunen  [(incl de strengen)]  ), eghaamsklippel: ęgǝmsklepǝl (Leunen) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zweren, etteren etteren: ätere (Leunen), zweren: zwäre (Leunen) etteren [SGV (1914)] || zweren (etteren) [SGV (1914)] III-1-2