e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenlicht bovenlicht: bø̜vǝlext (Leunen) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenlip bovenlip: bøvəlEp (Leunen) bovenlip [DC 01 (1931)] III-1-1
bovenmate, hevig, zeer bar: bár (Leunen), duivels: Vb. dËvels niks zien (totaal niets zijn).  dūvels (Leunen), evengoed: aevegoēd (Leunen), falikant: falliekant (Leunen), klapzuur: Vb. zien aege ien t klapzo‰r waerke.  klapzoēr (Leunen), ontiegelijk: (dit is een variant van tiegelek; is jongere Venrays!).  òntiegelek (Leunen), tiegelijk: Vb. dat òpschri‰ve en uutzËke van weurd is n tiegelek waerk gewist.  tiegelek (Leunen), vergaand: (dit is een synoniem voor wiedgónd; is jonger Venrays!).  vérgónd (Leunen), wijdgaand: wiedgónd (Leunen) buitengewoon, in hoge mate || erg, hevig || faliekant [SGV (1914)] || zeer III-4-4
bovenste balken van de schelf schelf(t)staken: sxɛlǝf(t)stākǝ (Leunen) De bovenste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balkjes of stammetjes die dwars op de onderste balken van de schelf rusten en los naast elkaar worden gelegd. Vaak zijn het ook takken of latten. In elk geval is dit hout dunner dan dat van de onderste balken. Vaak wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de onderste en de bovenste laag en stemmen de benamingen overeen. Ook komt het voor dat de bovenste laag niet of slechts uit roeden bestaat. Zie ook het lemma "onderste balken van de schelf" (3.4.2). Zie ook afbeelding 16.b bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1). [N 4, 69; N 4A, 13b] I-6
bovenste handvat (bovenste, lange, grote) knab: bōvǝstǝ knap (Leunen) Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
bovenste handvat van de heizicht knab: knap (Leunen) Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77 c; I, 26d] II-4
bovenverdieping bovenverdieping: bøͅvəvərdipeŋ (Leunen) bovenverdieping [SGV (1914)] III-2-1
braadpan braadpan: braojpan (Leunen) braadpan III-2-1
braadworst braadworst: braojwaorst (Leunen), braojwòrst (Leunen) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Leunen), brááf (Leunen), zoet: zûût (Leunen) braaf [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4