id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20390 | bruiloft | bruiloft: brulleft (Leunen, ... ), bruiloftsfeest: brullefsfieës(t) (Leunen), trouwfeest: trowfieës(t) (Leunen) | bruiloft [SGV (1914)] || bruiloftsfeest || trouwfeest, huwelijksfeest III-2-2 |
34138 | brullen | brullen: brølǝ (Leunen) | Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11 |
34196 | brulziekte | bruls zijn: (de koe is) brøls (Leunen) | Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11 |
19818 | buffetkast | pronkkast: proonkkâst (Leunen) | een van veel glas voorziene kast, waarin dure en kostbare spullen liggen te pronken III-2-1 |
25116 | bui, regenbui | bui: buj (Leunen), regenbui: raegenbuuj (Leunen), met een lengteteken op de a rägenbuuj (Leunen) | bui [SGV (1914)] || bui, regenbui || regenbui [SGV (1914)] III-4-4 |
17634 | buik | buik: buk (Leunen) | buik (lijf) [DC 01 (1931)] III-1-1 |
18095 | buikpijn | buikpijn: bukpin (Leunen) | ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)] III-1-2 |
26143 | buitenborst | buitenroede: buitenroede (Leunen) | De buitenste van de twee korte, zware balken die in de askop zijn bevestigd. [N O, 1f] II-3 |
33392 | buitendeurtje van het varkenshok | varkensdeurtje: vɛrǝkǝs˱dørkǝ (Leunen) | Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f] I-6 |
20455 | buitenechtelijk kind | voorkind: vurkiend (Leunen) | kind dat reeds geboren is voordat de moeder trouwt III-2-2 |