19021 |
achterdocht |
achterdocht:
achterdŏŏcht (L211p Leunen)
|
achterdocht [SGV (1914)]
III-1-4
|
32962 |
achtergebleven hooi harken |
schoonscharren:
sxǫnsxarǝ (L211p Leunen)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|
33984 |
achterhaam |
achterbroek:
achterbroek (L211p Leunen)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
32642 |
achterploeg |
achterploeg:
ɛxtǝr[ploeg] (L211p Leunen)
|
Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b]
I-1
|
17651 |
achterste |
achterste:
echterste (L211p Leunen)
|
achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
19445 |
achteruit |
plaats:
pláts (L211p Leunen)
|
erf achter het huis
III-2-1
|
34584 |
achterwand |
achterbred:
axtǝrbret (L211p Leunen),
karbredje:
karbretje (L211p Leunen)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
30101 |
achterwerkers |
binnenwerkers:
benǝwęrǝkǝrs (L211p Leunen)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
24774 |
adelaarsvaren |
vaan:
vaan (L211p Leunen)
|
adelaarsvaren
III-4-3
|
17781 |
adem |
adem:
oajem (L211p Leunen)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|