e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
elektriciteit lektrisch: lektries (Leunen), stroom: stroeëm (Leunen) electrisch || electrische spanning III-2-1
elevator luikoker: løjkōkǝr (Leunen) Toestel voor het transport van los graan binnen de molen. In dit lemma is een aantal verschillende inrichtingen voor het vervoer van graan bijeengeplaatst. Met de slang bedoelt men in Q 181 een ø̄vijzel zonder eindeø̄. [N O, 24g; Jan 250; Coe 228; Grof 301; N O, 24h] II-3
ellende (lijden) elend: ieëlend (Leunen) ellende III-1-4
els priem: prim (Leunen) Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.] II-10
emmer emmer: eͅmər (Leunen), houteren emmer: høͅltərən eͅmər (Leunen) emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)] III-2-1
engerling, larve van de meikever spekworm: larve vd meikever  spekwörm (Leunen) engerling III-4-2
enkel enkel: änkel (Leunen), ɛnkəl (Leunen) enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
enten enten: ɛ̄nte (Leunen) [SGV (1914)] I-7
erf mesten: mestə (Leunen), plaats: plāts (Leunen) I-7
ergens, hier of daar ergend: Opm. erfwoord (geërfd van onze grondtaal, het Nederrijns).  örgent (Leunen), ergens: (dit is een variant van örgent). Opm. erfwoord (geërfd van onze grondtaal, het Nederrijns).  örges (Leunen), ernt: (dit is een variant van örgent). Opm. erfwoord (geërfd van onze grondtaal, het Nederrijns).  örnt (Leunen) ergens, hier of daar III-4-4