e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
futloze jongen zoutzak: zâltzák (Leunen) futloze kerel III-1-4
fuut fuut: fuut (Leunen) fuut (vogel) [SGV (1914)] III-4-1
gaan gaan: goan (Leunen) gaan [SGV (1914)] III-1-2
gaar gaar: gaar (Leunen), snotgaar: snòtgaar (Leunen) door en door gaar gekookt || genoeg gekookt, gebakken, gestoofd III-2-3
gaffels gavels: gāvǝls (Leunen) De ijzeren of houten haken op het gaffelwiel waartussen de gaffelreep loopt. [N O, 25o] II-3
gaffelwiel, gaffelrad gavelrad: gāvǝlrat (Leunen) Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l] II-3
galgenaas galgenaas: galgeoas (Leunen) galgenaas [SGV (1914)] III-3-1
gang gang: gang (Leunen) gang [SGV (1914)] III-2-1
gang kammen gang: gaŋ (Leunen) Een volledige kring van kammen bij elkaar in raderen als het aswiel, de bonkelaar of het kroonrad. [N O, 11n; Jan 108] II-3
gans gans: gans (Leunen), gāns (Leunen) [A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.] I-12