id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21318 | gejoel | gejoel: gejoel (Leunen) | gejoel [SGV (1914)] III-3-1 |
30175 | geknipt werk | gesneden voeg: gǝsnējǝn vux (Leunen), knipvoeg: knep˲vux (Leunen) | Wijze van voegen waarbij de voegen eerst met fijne witte specie worden volgezet en vervolgens langs de kanten met een voegijzer of mesje schuin worden afgesneden. Geknipt werk vervaardigen noemde men in L 163 'knippen' ('knepǝ') of 'snijden' ('snejǝ'), in K 353 'bovenop voegen' ('bōvǝnup ˲vugǝ'). [N 32, 34d; N 32, 35a; N 32, 35c; monogr.] II-9 |
24152 | gele kwikstaart | gele schrijver: gaele schriever of kwikstaart (Leunen), kwikstaart: kwikstart (Leunen) | kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1 |
33264 | gele lupine | filipinen: følǝ`pinǝ (Leunen) | Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5 |
24488 | gele narcis | paasbloem: posbloem (Leunen) | paasbloem, narcis III-4-3 |
33239 | gele voederwortel | koewortelen: kuwortǝlǝ (Leunen), paardswortelen: pɛrtswortǝlǝ (Leunen) | Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5 |
23206 | geloof | geloof: gelooef (Leunen) | geloof [SGV (1914)] III-3-3 |
26287 | geluid maken, gezegd van de kammen | rammelen: rammelen (Leunen) | Het geluid van de kammen van het aswiel bij het malen. Afhankelijk van het al dan niet goed functioneren van het gangwerk hoort men een aangenaam of een onaangenaam geluid. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer de kammen niet op de juiste steek zijn gezet. [N O, 11p; Vds 95; Jan 114; Coe 89; Grof 112] II-3 |
25188 | geluid van naderend onweer | donderen: doondere (Leunen), Opm. dit is J.V. (betekent jonger Venrays - is een nieuwere Venrayse benaming). dòndere (Leunen) | rommelen van de donder III-4-4 |
19227 | gemakkelijk | gemakkelijk: gemekkelijk (Leunen), gemékkelək (Leunen), op zijn gemak: op zĭĕn gemak (Leunen) | gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4 |