22793 |
met vuur spelen |
met vuur spelen:
uitspraak gevierlek is verouderd
met vy(3)̄r spèlən es gəvoarlək (Q006p Leut)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
20123 |
miauwen |
mauwen:
máu.ə (Q006p Leut)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
22478 |
middelste kegel |
koning:
keuning (Q006p Leut)
|
Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34598 |
middelste rongblok |
pulp:
pyǝlp (Q006p Leut)
|
Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b]
I-13
|
33785 |
middendeel van het paard |
romp:
ro.mp (Q006p Leut)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
navenbanden:
nāvǝban (Q006p Leut)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
33094 |
mijt afdekken |
dekken:
dękǝ (Q006p Leut)
|
De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
23271 |
misdienaar |
koorjong:
kūrjoͅŋ (Q006p Leut)
|
Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
17833 |
moe |
moeg:
m"ch (Q006p Leut)
|
Wij zijn moe en we hebben dorst. [ZND 04 (1924)]
III-1-2
|
20331 |
moeder |
moeder:
mōēdər (Q006p Leut)
|
moeder [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|