e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leut

Overzicht

Gevonden: 975
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met vuur spelen met vuur spelen: uitspraak gevierlek is verouderd  met vy(3)̄r spèlən es gəvoarlək (Leut) Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-3-2
miauwen mauwen: máu.ə (Leut) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middelste kegel koning: keuning (Leut) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middelste rongblok pulp: pyǝlp (Leut) Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b] I-13
middendeel van het paard romp: ro.mp (Leut) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden navenbanden: nāvǝban (Leut) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
mijt afdekken dekken: dękǝ (Leut) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
misdienaar koorjong: kūrjoͅŋ (Leut) Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)] III-3-3
moe moeg: m"ch (Leut) Wij zijn moe en we hebben dorst. [ZND 04 (1924)] III-1-2
moeder moeder: mōēdər (Leut) moeder [ZND 01 (1922)] III-2-2