33622 |
mestvaalt |
mesthoop:
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
mesthaup (L324a Leveroy)
|
mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)]
I-7
|
17946 |
met grote stappen lopen |
wijd treden:
wīējt trééje (L324a Leveroy)
|
stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
ungeren (ww.):
Na de middag.
unjere (L324a Leveroy)
|
sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20331 |
moeder |
ma:
ma (L324a Leveroy),
mam:
mam (L324a Leveroy),
mama:
mamma (L324a Leveroy),
moeder:
mooder (L324a Leveroy, ...
L324a Leveroy,
L324a Leveroy),
moodər (L324a Leveroy, ...
L324a Leveroy,
L324a Leveroy,
L324a Leveroy)
|
(moeder;) Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || moeder [DC 03 (1934)] || moeder; (Hoe wordt de moeder door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17944 |
moeilijk vooruitkomen |
opschieten:
opsjeete (L324a Leveroy),
slecht vooruitkomen:
slecht vroetkome (L324a Leveroy),
tegen een heuvel opschravelen:
téége eine heuvel opsjravele (L324a Leveroy)
|
lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19940 |
moer |
moer:
moor (L324a Leveroy)
|
konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
18873 |
mokken |
bronken:
brónke (L324a Leveroy)
|
pruilen [pratte, nen troesmond zette, lippe] [N 10a (1961)]
III-1-4
|
17758 |
mond |
mond:
mŏndj (L324a Leveroy)
|
Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17759 |
mond (spotnamen) |
muil:
moel (L324a Leveroy)
|
Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18308 |
muiltje |
muiltje:
muiltjes (L324a Leveroy)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|