e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

Gevonden: 2000
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
litteken lijmteken: liemteike (Limbricht) Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen beuken: bø̜̄kǝ (Limbricht) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe van pijn brullen: brølǝ (Limbricht) [N 3A, 5e] I-11
loenje bekriem: bɛkręi̯m (Limbricht) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loeren: loere (Limbricht), lonken: lŏnke (Limbricht) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lof lof: ət loͅf (Limbricht) het lof [RND] III-3-3
loof van de bieten afplukken afbladeren: āfblārǝ (Limbricht) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
loon loon: loon (Limbricht) loon, wat men verdient [N 21 (1963)] III-3-1
loops loops: luipsj (Limbricht), løͅi̯pš (Limbricht, ... ) konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
lopen lopen: loupe (Limbricht) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2