e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

Gevonden: 2000
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
magere koe schrankel: šrāŋkǝl (Limbricht) [N 3A, 147a] I-11
maken maken: make (Limbricht) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
man man: mân (Limbricht), mens: minṣ (Limbricht) man [RND], [RND] III-3-1
manchet manchet: mansjet (Limbricht) manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchetknoopje: mansjetknuipkes (Limbricht) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mand mand: męnj (Limbricht) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
mannelijk jong van de geit bok: bok (Limbricht), bokje: bøkskǝ (Limbricht), geitenbok: gęi̯tɛbok (Limbricht) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf stier: štīr (Limbricht) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kuiken haantje: hē̜nkǝ (Limbricht) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk schaap bok: buk (Limbricht), schaapsbok: šǭpsbuk (Limbricht) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12