34223 |
muilkorf voor kalveren |
muilkorf:
mulkø̜rf (L434p Limbricht)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
24357 |
muis |
muis:
mōēs (L434p Limbricht)
|
muis [DC 35 (1963)]
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
moes van de handj (L434p Limbricht)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21642 |
muntgeld |
helle munt:
helle muntj (L434p Limbricht),
klinkend geld:
klinkend geldj (L434p Limbricht)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34069 |
muntige koe |
manse koe:
mau̯s [koe] (L434p Limbricht)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
møts (L434p Limbricht),
pats:
patsj (L434p Limbricht),
patš (L434p Limbricht)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
26400 |
naaf |
naaf:
nāf (L434p Limbricht)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
31581 |
naafbus |
bus:
bø̜s (L434p Limbricht),
navenhol:
nāvǝhǭl (L434p Limbricht)
|
De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.]
II-11
|
17848 |
naar huis gaan |
heimwaarts gaan:
heivisch goan (L434p Limbricht)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (L434p Limbricht)
|
nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|