34208 |
nierbekkenontsteking |
dresen:
dręi̯šǝ (L434p Limbricht)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34153 |
niet behouden |
niet behouden:
nęi̯t bǝhau̯wǝ (L434p Limbricht)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34149 |
niet bevrucht |
leeg:
lē̜x (L434p Limbricht),
niet behouden:
nɛi̯t bǝhau̯wǝ (L434p Limbricht)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|
21654 |
niet gunnen |
niet gunnen:
ze wurd neit gegund (L434p Limbricht)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nuujsjierig (L434p Limbricht)
|
nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niezen:
neize (L434p Limbricht)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
nagelsrib:
nagelsrup (L434p Limbricht)
|
Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
20401 |
noemen |
noemen:
nuime (L434p Limbricht)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
21651 |
notariskosten |
schrijfgeld:
sjriefgeld (L434p Limbricht)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33559 |
notenboom |
notenboom:
-
noteboum (L434p Limbricht)
|
okkernoot [DC 17 (1949)]
I-7
|