e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trossen haampoezen: hāmpuzǝ (Limbricht) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trouwpak trouwpak: trouwpak (Limbricht) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trui trui: trui (Limbricht, ... ) trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] || Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3
tuierhamer tuierhamer: tȳrhāmǝr (Limbricht) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuierpaal stap: štap (Limbricht), tuierhout: tȳrhǫu̯t (Limbricht) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuiertouw, tuierketting tuier: tyi̯ǝr (Limbricht) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuinfluiter kaats: kaatsch (Limbricht) Hoe heet de tuinfluiter? [DC 06 (1938)] III-4-1
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bömkwekər (Limbricht) [RND 08] I-7
tuinwant pijhaas: piehéjse (Limbricht) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit tuitel: téútel (Limbricht) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1