e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

Gevonden: 2000
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeden, op eieren zitten broeden: brø̜i̯ǝ (Limbricht) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren klok: klok (Limbricht), proek: pruk (Limbricht), prok: prok (Limbricht) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broek: algemeen boks: bôks (Limbricht), doe löps auch altied mit ein aafgezakte bòks (Limbricht), hae hilt zien bŏks op mit eine lère reim (Limbricht) broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekkettingen achterhaamkettingen: axtǝrhāmkęteŋǝ (Limbricht) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras moeras: moeras (Limbricht), zomp: zoemp (Limbricht) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp pijp: piepe (Limbricht) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenriem: bôksereim (Limbricht), riem: hae hilt zien bŏks op mit eine lère reim (Limbricht) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekzak achter vottas: vottèsj (Limbricht) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij boksentas: bôksetèsj (Limbricht) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broeder: brouwer (Limbricht, ... ) broeder [DC 05 (1937)] || broer [DC 03 (1934)] III-2-2