17560 |
geraamte |
geraamte:
geréémte (L434p Limbricht)
|
geraamte [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
gereed:
gereit (L434p Limbricht),
klaar:
klaor (L434p Limbricht),
vaardig:
vaerdig (L434p Limbricht)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
18312 |
geruite jurk |
ruitjeskleed:
ruutjeskleid (L434p Limbricht)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34472 |
gesneden haan |
kapuin:
kapūn (L434p Limbricht)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (L434p Limbricht)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
snal (<du.):
sjnal (L434p Limbricht)
|
sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
streepboks:
sjtriepbôks (L434p Limbricht)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwde vrouw:
gətraowdə vraow (L434p Limbricht)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
17564 |
gewricht |
gewricht:
gevricht (L434p Limbricht)
|
gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakkes (L434p Limbricht),
facie (<lat.):
faasie (L434p Limbricht)
|
gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|