19664 |
kelder |
kelder:
kɛ̝ldər (L434p Limbricht)
|
kelder [RND]
III-2-1
|
21283 |
kerel |
kerel:
kɛ.əl (L434p Limbricht)
|
kerel [RND]
III-3-1
|
29111 |
keren |
omdraaien:
omdrēǝ (L434p Limbricht)
|
Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.]
I-1
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
kirkuf (L434p Limbricht)
|
Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
24182 |
kerkuil |
kerkuil:
kirkuul (L434p Limbricht)
|
uil: kerkuil (34 gespikkeld oranje boven, wittig onder; hartvormig gezicht; broedt boven in grote schuren en torens; roep [chchchchchchch] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22803 |
kermis |
kermis:
kirəməs (L434p Limbricht)
|
kermis [RND]
III-3-2
|
22894 |
kermis op sacramentsdag |
zomerkermis:
zomerkermis (L434p Limbricht)
|
kermis op sacramentsdag [VC 33 (1967)]
III-3-2
|
34077 |
kern |
moer:
mōr (L434p Limbricht)
|
Uitsteeksel dat komt bloot te liggen, wanneer de koe een hoorn afstoot. [A 4, 15; L 20, 15]
I-11
|
20703 |
kersenpannenkoek |
kersenkoek:
Syst. WBD
keesjekouk (L434p Limbricht)
|
Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
sleep:
[sleep] (L434p Limbricht)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|