e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limmel

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneuvelen sneuvelen: sjneuvele (Limmel) sneven (sneuvelen) [SGV (1914)] III-3-1
snoepen slokken: sjlŏkke (Limmel) snoepen [SGV (1914)] III-2-3
snoer smikkeslag: šmekǝšlāx (Limmel) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor knevel: knievel (Limmel), snor: sjnor (Limmel) snorbaard [SGV (1914)] III-1-1
snuit snoets: sjnoets (Limmel), snuits: sjnoets (Limmel) Snuit [SGV (1914)] III-1-1, III-4-2
soep sop: sop (Limmel) soep [SGV (1914)] III-2-3
spaak speek: špęi̯k (Limmel) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spannen spannen: sjpanne (Limmel) spannen [SGV (1914)] III-1-2
spartelen spartelen: sjpartele (Limmel) spartelen [SGV (1914)] III-1-2
spatader spatader: sjpatoar (Limmel) spatader [SGV (1914)] III-1-2