e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limmel

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leegloper leegloper: lêgluiper (Limmel) leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leep, doortrapt leep: leep (Limmel) leep [SGV (1914)] III-1-4
leerling metselaarleerling: mętsǝlērlīrleŋ (Limmel) Aankomend metselaar die op de bouwplaats het metselaarsvak leert. [N 30, 3e] II-9
leerlooier leerlooier: lę̄rlȳjǝr (Limmel) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leest leest: lęjs (Limmel) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: liew (Limmel) leeuw [SGV (1914)] III-3-2
leggen leggen: lègge (Limmel) leggen [SGV (1914)] III-1-2
lende lende: linge (Limmel) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lente, voorjaar vroegjaar: vreugjoar (Limmel) lente [SGV (1914)] III-4-4
leren, studeren studeren: sjtudeere (Limmel) studeeren [SGV (1914)] III-3-1