e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linde

Overzicht

Gevonden: 575
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheel scheel (bn.): sxäl (Linde) Hij ziet scheel. [ZND 06 (1924)] III-1-1
scheen scheen: Vgl. iemand tegen de [sxe:nen] stampen.  šēn (Linde) De scheen (voorste deel van het been). [ZND 06 (1924)] III-1-1
scheren de baard afdoen: de bārd āfdūən (Linde), scheren: šärən (Linde) scheren [inf.] [ZND 06 (1924)] III-1-3
schijf braadspek braai spek: Syst. Frings  broͅi̯ spɛk (Linde) Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
schitbossen strontbossen: strǫnt˱bęs (Linde) Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.] I-3
schoffel schoffel: sxofǝl (Linde) Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7] I-5
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: sxofǝlǝ(n) (Linde) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5
schoftzadel zadel: zāl (Linde) Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10
schommel suur: sier (Linde) Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] III-3-2
schoppen schoppen: sxoppən (Linde) schoppen [ZND 06 (1924)] III-1-2