e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

Gevonden: 2305
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knoop van de korenhalm knoop: (mv knȳpǝ)  knȳp (Linkhout) De verdikking die zich op regelmatige afstanden in de stengel van de korenhalm bevindt. Ook de opgegeven meervoudsvormen van de woordtypen knoop en knook zijn in het lemma opgenomen; cf. hoop met meervouden in het lemma ''molshoop in het grasland'' (2.5) in aflevering I.3. Zie afbeelding 2, c. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
knorren knorren: knorǝ (Linkhout) Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
knorrepot grommelaar: wa ne groemeleer (Linkhout) Wat een gemelijke kerel (altijd misnoegd, knorrig). [ZND 24 (1937)] III-1-4
knuppel, knots bengel: bengel (Linkhout), knuppel: knuppel (Linkhout), knypəl (Linkhout, ... ) hoe heet een korte dikke stok, b.v. om noten af te werpen. [ZND 28 (1938)] || knuppel [RND], [ZND m] III-1-2
koe koe: kui̯ (Linkhout, ... ), (Linkhout) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koe die tweemaal heeft gekalfd koe van (het) tweede kalf: [koe] van twedǝ [kalf] (Linkhout) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b] I-11
koe met gebogen, opgezette rug kromme rug: krumǝ røx (Linkhout) [N 3A, 145c] I-11
koe met hellend kruis hangkont: haŋkǫnt (Linkhout) [N 3A, 145a; monogr.] I-11
koe met slappe, doorgezakte rug zaalrug: zǫǝlrøx (Linkhout) [N 3A, 145b] I-11
koe met witte vlek of streep op het voorhoofd witte plek op de kop: wetǝ plɛk ǫp dǝ kǫp (Linkhout) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 135a; N 3A, 136a] I-11