24539 |
kornoelje (alg.) |
kornoelje:
krnaul (P046p Linkhout)
|
kornoelje [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
21500 |
korporaal |
korporaal:
kaproel (P046p Linkhout),
karperoeil (P046p Linkhout)
|
korporaal [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18604 |
korset |
korset (<fr.):
koͅrsē (P046p Linkhout)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18361 |
kort onderrokje |
rokje:
rəksə (P046p Linkhout)
|
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18330 |
kort schortlint |
lint:
lentə (P046p Linkhout),
lits:
lēͅtsə (P046p Linkhout)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (P046p Linkhout)
|
hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
korte broek:
en keutte broek (P046p Linkhout),
kətə broͅuk (P046p Linkhout)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
bot:
boͅt (P046p Linkhout),
get:
getten (P046p Linkhout),
guetten (P046p Linkhout)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
26630 |
kortmeel |
kort:
kø̜t (P046p Linkhout)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|
34520 |
kortwieken |
kortvleugelen:
kǝtvø̄gǝlǝ (P046p Linkhout)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|