33659 |
laaggelegen weidegrond |
hooibroek:
hoi̯bruk (P046p Linkhout)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
botten (P046p Linkhout),
boͅt (P046p Linkhout),
-> e paar botten.
bot (P046p Linkhout)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
18359 |
laars met sluitriempje |
rabattenbot:
? WNT: rabat, B.1) Sierlijk bewerkte strook, meestal van franje voorzien of geplooid valletje.
reͅboͅtəboͅt (P046p Linkhout)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
bot:
boͅt (P046p Linkhout),
waaibot:
woͅijboͅtə (P046p Linkhout)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34581 |
ladderboom |
leerboom:
līrbūm (P046p Linkhout)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade van de tafel:
lau van də tōfəl (P046p Linkhout),
schuif:
tusen ui en eu
schøく (P046p Linkhout)
|
lade van een tafel [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lǭǝ (P046p Linkhout)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (P046p Linkhout)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
lix sxoͅun (P046p Linkhout),
schoen:
sxoͅun (P046p Linkhout)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32447 |
lage klomp |
klonk:
[klonk] (P046p Linkhout)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|