17758 |
mond |
mond:
mont (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout)
|
mond [RND], [ZND m]
III-1-1
|
17759 |
mond (spotnamen) |
muil:
mø͂ͅl (P046p Linkhout)
|
muil [ZND m]
III-1-1
|
34207 |
mond- en klauwzeer |
pootziekte:
putzekdǝ (P046p Linkhout)
|
Een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt dor een virus. De eerste verschijnselen zijn stijfheid, vermindering in de melk, hoge koorts, sterke speekselafscheiding. Daarna ontstaan er blaren op het slijmvlies van de mond en de tong, aan de spenen en tussen de klauwen. Ook inwendig kunnen blaren voorkomen. De grootste schade wordt veroorzaakt door allerlei bij- en naziekten zoals verwerpen bij drachtige dieren, zeer ernstige uierontstekingen, langdurige kreupelheden, klauwontstekingen en misvormingen van de klauwen, uitgebreide etteringen en longaandoeningen (Berns 1983, blz. 181). Zie ook het lemma ''mond- en klauwzeer'' in wbd I.3, blz. 484-486. De gegevens van A 48A, 21 zijn verwerkt in de aflevering over het kleinvee (wld I.12) in het lemma ''mond- en klauwzeer'' (1.1.7). [N 3A, 80a; monogr.]
I-11
|
25063 |
mondvol |
beet:
ne beet afbijten (P046p Linkhout)
|
hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
21263 |
motor |
moteur:
[Lex. var. monteur?]
moͅnt"r (P046p Linkhout)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
moͅtrēgə (P046p Linkhout),
muggenpis:
məgəpes (P046p Linkhout),
niffel:
nuffel (P046p Linkhout),
stofregen:
steupreigen (P046p Linkhout)
|
motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
eventjes regenen:
eͅfəkəs rēgənə (P046p Linkhout),
zeveren:
zivərə (P046p Linkhout),
ət bəgent tə zivərə (P046p Linkhout)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25664 |
mout |
malt:
mlalt (P046p Linkhout)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18714 |
mouw met kanten plooisel |
kanten mouw:
kantə moͅ (P046p Linkhout)
|
mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18325 |
mouwschort |
mouwenvoordoek:
moͅə vəreng (P046p Linkhout)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|