19729 |
bezemsteel |
steel:
stīəl (P046p Linkhout)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
21509 |
bezoeken |
bezoeken:
bezukken (P046p Linkhout)
|
Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
17996 |
bibberen |
beven:
bēvə (P046p Linkhout),
rijderen:
reieren (P046p Linkhout)
|
beven, bibberen [ZND 21 (1936)], [ZND m]
III-1-2
|
23200 |
bidden |
beden:
bījə (P046p Linkhout),
ge mouet beëen (P046p Linkhout)
|
Bidden. [ZND 01 (1922)] || Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
23201 |
biechten (gaan) |
te biechte gaan:
ve goen te bichte (P046p Linkhout)
|
We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
21270 |
bieden |
bieden:
bieen (P046p Linkhout),
bīə (P046p Linkhout)
|
bieden [RND], [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
bééjr (P046p Linkhout),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
bier (P046p Linkhout)
|
bier [RND], [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
34238 |
biestmelk |
biest:
bes (P046p Linkhout),
biestmelk:
bismɛlǝk (P046p Linkhout)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
34345 |
biggen werpen |
kurren:
kørǝ (P046p Linkhout)
|
Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.]
I-12
|
28399 |
bij |
bij/bie:
bę̄ (P046p Linkhout)
|
De gewone honingbij. Het lichaam van de bij bestaat uit drie delen: 1) de kop of het voorlijf met de voelhorens, de ogen, de tong en de kaken, 2) de borstkas met de poten en de vleugels, 3) het achterlijf waarin twee magen zitten, de honingmaag en de spijsmaag. In het uiteinde van het achterlijf zit de angel die de bij als wapen gebruikt. De bij leeft uitsluitend in en met een gemeenschap of volk. Men onderscheidt drie verschillende verschijningsvormen: koninginnen, darren en werkbijen. De bij zuigt nectar uit bloemen en maakt er honing van. Binnen dit lemma is gekozen voor het woordtype bij/bie, omdat het niet steeds duidelijk is of de dialectvarianten door één van beide c.q. welke dialectvarianten door de een en welke door de ander vertegenwoordigd worden. Bij de overige lemmata in deze aflevering worden de hier bedoelde dialectvarianten, voorkomend als simplex zowel als in samenstellingen, verantwoord door middel van het woordtype (-)bij(-). [N 63, 12a; N 63, 12b; N 63, 12c; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 1a; JG 2c; L 1a-m; S 3; N 63, 62a; Ge 37,1; A 9,1; monogr.]
II-6
|