34071 |
vetkoe |
vetbeest:
vętbīst (P046p Linkhout)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
34274 |
vetmesten |
vetten:
vętǝ (P046p Linkhout)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vętwē (P046p Linkhout)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
34215 |
vetweiden |
op de vetweide doen:
øp dǝ vętwē̜ dou̯n (P046p Linkhout),
op de vetweide laten lopen:
øp dǝ vętwē̜ lø̄tǝ lupǝ (P046p Linkhout)
|
Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (P046p Linkhout)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvɛ.irt (P046p Linkhout)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
26487 |
viertakrijn |
viertakrijn:
viertakrijn (P046p Linkhout)
|
Rijn met vier rijntakken. [N O, 15d; A 42A, 21; Vds 132; Coe 101; N O, 15b; N O, 15c]
II-3
|
20574 |
vieruursboterham |
caf-drinken, het -:
kaffe drinken (P046p Linkhout)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
knebbeke (P046p Linkhout),
solletje:
solleke (P046p Linkhout)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
kwaarke (P046p Linkhout)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|