e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

Gevonden: 2305
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zomerkleren zomerkleren: zōmərklijər (Linkhout) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse kleren `s zondagsdingen: soͅndaxsdeŋə (Linkhout), `s zondagse kleren: soͅndaxsə klijər (Linkhout) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse schort `s zondagse voordoek: soͅndaxsə vərəng (Linkhout) schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)] III-1-3
zool van een schoen zool: zol (Linkhout), zōl (Linkhout) Zool (van schoen) [ZND m] || zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag klonkleer: kluŋklijǝr (Linkhout) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoon zoon: zóón (Linkhout) zoon [ZND 11 (1925)] III-2-2
zuiveren afkomen van het klein vuil: afkomen van het klein vuil (Linkhout) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zuring, groente sulker: sulker (Linkhout), søləkər (Linkhout), zurkel: zurkel (Linkhout) Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] I-7
zuster zuster: zuster (Linkhout), zŭŭstər (Linkhout), zyster (Linkhout) zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] III-2-2, III-3-3
zuurkool zuurmoes: zu̯rmoͅu̯s (Linkhout) ingemaakte witte kool [Goossens 1b (1960)] III-2-3