e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

Gevonden: 2305
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Linkhout) [N 3A, 130a] I-11
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen zwarte koe: zwętǝ kui̯ (Linkhout) [N 3A, 130b] I-11
zwarte kraai, kraai kraai: krei (Linkhout), krēͅə (Linkhout), geen fon.doc.  kraai (Linkhout) kraai [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-1
zwarte nachtschade nachtschade: naxtsxǭǝ (Linkhout) Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] I-5
zweep klets: klets (Linkhout), smak: smak (Linkhout) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwellen zwellen: zwelə (Linkhout) zwellen [ZND m] III-1-2
zwemmen zwemmen: zwymən (Linkhout) zwemmen [RND] III-3-2
zwenghout, spoorstok koppelhout: kǫpǝlhǭt (Linkhout) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zweren een eed doen op: ig wil t er nen ied op doen (Linkhout) Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)] III-3-1
zweren, etteren zweren: dei won zal zweeren (Linkhout) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] III-1-2