e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

Gevonden: 2305
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dood (zelfst.nw.) dood: 1a-m; 23, 21  doed (Linkhout) dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)] III-2-2
doodkist zerk: znd 33, 38;  zerk (Linkhout) een doodkist [ZND 33 (1940)] III-2-2
doodskist zerk: znd 33, 38;  zerk (Linkhout) Doodkist. [ZND 33 (1940)] III-3-3
doodskleed doodskleder: dətsklijər (Linkhout), lijkkleder: leͅkklijər (Linkhout) kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)] III-2-2
doof doof: dūf (Linkhout), hes zoe douf as ne pot (Linkhout) doof [ZND m] || hij is zo doof als... (vertaal en vul aan) [ZND 23 (1937)] III-1-1
doofpot ragelpot: roͅxəlpoͅt (Linkhout) doofpot [N 05A (1964)] III-2-1
doofstom doofstom: doefstoem (Linkhout) Hij is doofstom [ZND 33 (1940)] III-1-1
dooien dooien: doeien (Linkhout, ... ), t slaakt]: dujə (Linkhout), ⁄t wijər gi əp (Linkhout) dooien [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier doren: dō.rǝ (Linkhout), dōrǝ (Linkhout) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopjurkje doopkleed: du:pkli.t (Linkhout), doopkleedje: dupklikə (Linkhout) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] III-2-2, III-3-3