e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

Gevonden: 2305

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
armoede armoede: ermoei (Linkhout) armoede [ZND 32 (1939)] III-3-1
arresteren aanhouden: de polies hee hm engehouen (Linkhout) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
as as: as (Linkhout), assen: asch (Linkhout), molenas: molenas (Linkhout) as [ZND 32 (1939)] || In l 432 werden de zeilen en windborden slechts verwijderd bij bijzonder zware storm. Een aantal woordtypen komt ook voor in het lemma ɛzonder zeilenɛ.' [N O, 10a; A 42A, 3; Sche 37; monogr.] II-3, III-2-3
asblok asbak: as˱bak (Linkhout), askas: askas (Linkhout) Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13
avegaar egger: ęgǝr (Linkhout) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
avondmaal avondeten: ovend ieten (Linkhout) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 19 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
azijn azijn: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m  azēͅn (Linkhout) azijn [ZND 01u (1924)] III-2-3
baaien onderrok baaien onderrok: boͅə oͅndərroͅk (Linkhout), rok: roͅk (Linkhout) onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)] III-1-3
baalschort voordoek: vərəng (Linkhout) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3
baantje glijden op het ijs ritsen: ritsen (Linkhout), rollen?: [sic]  roole (Linkhout) Hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen). [ZND 14 (1926)] III-3-2