18913 |
ijver |
goesting:
goesting (P046p Linkhout),
ijver:
hee veul eiever (P046p Linkhout)
|
Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)]
III-1-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
eͅzəl (P046p Linkhout),
heͅzəl (P046p Linkhout),
ijsel (P046p Linkhout),
ijzel (P046p Linkhout)
|
ijzel [ZND 36 (1941)] || ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
eͅzələ (P046p Linkhout),
het ijzelt (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout),
heͅzələ (P046p Linkhout),
ijselen (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout)
|
ijzelen [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
26045 |
ijzerbalk |
nokkebalk:
nǫkǝbalǝk (P046p Linkhout
[(standerdmolen)]
)
|
De horizontale balk waarin bij de standerdmolen het boveneinde van het staakijzer draait en bij de Hollandse molen het boveneinde van de koning. In dit lemma zijn alle opgaven bijeengeplaatst, die betrekking hebben op de ijzerbalk in standerdmolens. Bovendien is hier materiaal opgenomen waarvan door de invullers niet is vermeld voor welk type windmolen het van toepassing is. De opgaven die specifiek de ijzerbalk van de Hollandse molen aanduiden, zijn bijeengeplaatst in het lemma ɛijzerbalk van de Hollandse molenɛ.' [N O, 29d; N O, 16k; A 42A, 17]
II-3
|
33420 |
ijzeren deurtje voor het ovengat |
ovendeurtje:
[oven]dø̄rkǝ (P046p Linkhout)
|
Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b]
I-6
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gáfǝl (P046p Linkhout)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
puthaak:
pøthōk (P046p Linkhout)
|
[ZND 32 (1939)]
I-7
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
ijzer:
eͅzərs (P046p Linkhout),
plaatje:
ploͅikəs (P046p Linkhout)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22515 |
in de rug slaan (met de vuist) [cf. wld iii, 1.2] |
bonken:
boenke (P046p Linkhout)
|
Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
22786 |
in een beek baden |
baden:
bōͅə (P046p Linkhout),
in n beek bauen (P046p Linkhout)
|
In een beek baden. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|