24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprinkhaan (L376p Linne)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
17819 |
staan |
staan:
stoan (L376p Linne)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
stert (L376p Linne),
stɛrt (L376p Linne),
štɛrt (L376p Linne)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-4-2
|
24250 |
staartmees |
staartmees:
sjtèrtmees (L376p Linne)
|
staartmees
III-4-1
|
28377 |
stal |
stal:
šta.l (L376p Linne)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
sjtanṭbe.lt (L376p Linne)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
21260 |
steeg, steegje |
gats, gatsje:
gätske (L376p Linne)
|
steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)]
III-3-1
|
19637 |
steenkool |
kolen:
koale (L376p Linne)
|
kolen [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
24251 |
steenuil |
katuil:
katuul (L376p Linne)
|
steenuil
III-4-1
|