23456 |
torenspits |
kerktoren:
kirktoren (L376p Linne)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
kerkklok:
kirkklok (L376p Linne)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29108 |
tornen |
lossnijden:
lossni-jǝ (L376p Linne)
|
De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38]
II-7
|
22025 |
tortelduif |
tortelduif:
tòrteldoef (L376p Linne)
|
tortelduif
III-4-1
|
23159 |
touwtjespringen |
touwtjespringen:
/
tuike sjpringe (L376p Linne)
|
touwtje springen [SND (2006)]
III-3-2
|
19710 |
trapleer |
trapleder:
trapleier (L376p Linne)
|
trapleer [DC 39 (1965)]
III-2-1
|
22743 |
trekharmonica |
monica:
moneca (L376p Linne)
|
Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
34549 |
troep ganzen |
klocht:
kloxt (L376p Linne)
|
In vraag A 4, 18 en L 20, 18 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor een "troep" schapen, koeien, varkens, ganzen. In dit lemma zijn alleen die antwoorden opgenomen die specifiek op een "troep ganzen" duiden. [A 4, 18; L 20, 18]
I-12
|
22861 |
trommeltje |
trommeltje:
tröməlkə (L376p Linne)
|
trommeltje [RND]
III-3-2
|
18169 |
trui |
tricot (fr.):
trico (L376p Linne, ...
L376p Linne)
|
Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)]
III-1-3
|