18075 |
zwaar verkouden |
flink verkoud:
flink verkaojt (L376p Linne)
|
Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
20355 |
zwager |
zwager:
swaoger (L376p Linne)
|
zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
zwaak (L376p Linne)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
18078 |
zware verkoudheid |
zwaar in de kop zijn:
ich bün zwaor in de kop (L376p Linne),
zware verkoudheid:
ein shwaor verkoadheit (L376p Linne)
|
Griep. Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts? [DC 30 (1958)] || Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
33481 |
zwarte bes |
zwarte miemeren:
zwarte miemere (L376p Linne)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kaak:
kaak (L376p Linne),
raaf:
raaf (L376p Linne),
raafkaak:
raofkaak (L376p Linne)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai
III-4-1
|
24288 |
zwarte roodstaart |
roodstaartje:
rootsjtèrtje (L376p Linne)
|
zwarte roodstaart
III-4-1
|
24930 |
zwavelx |
zwagel:
zwaigel (L376p Linne)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
22826 |
zwemmen |
zwemmen:
zjwömən (L376p Linne),
zwummen (L376p Linne)
|
zwemmen [RND] || Zwemmen. [DC 38 (1964)]
III-3-2
|
28506 |
zwerm |
zwerm:
žwɛrm (L376p Linne)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|