| 24172 |
huismus, mus |
huismus:
(hoes)mös (L376p Linne),
mus:
mus (L376p Linne)
|
Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus
III-4-1
|
| 24173 |
huiszwaluw |
zwalg:
zjwalg (L376p Linne)
|
huiszwaluw
III-4-1
|
| 25153 |
ijs (alg.) |
ijs:
ies (L376p Linne)
|
ijs [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
| 22756 |
ijsbaan |
slipsbaan:
slibsbaan (L376p Linne)
|
Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men deze baan in uw dialect? [DC 44 (1969)]
III-3-2
|
| 23827 |
ijsheiligen |
ijsheiligen:
iesheiligen (L376p Linne)
|
12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L376p Linne),
hooiriek:
hø̜i̯rēk (L376p Linne)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
| 34001 |
inspannen |
inspannen:
enšpanǝ (L376p Linne)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
| 23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
joardeens (L376p Linne)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 19039 |
jammer |
jammer:
öt is jao:⁄mer (L376p Linne),
schande:
öt is sjaṇj (L376p Linne)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
| 22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
hê is joarig (L376p Linne),
is ... jaorig (L376p Linne)
|
Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] || Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|