23868 |
begeleider van het baldakijn |
hemeldragers:
hemeldragers (L376p Linne)
|
De begeleiders van de hemel, bijvoorbeeld vier leden van de schutterij [hiëmelwach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32716 |
beginvoor, -voren |
aanwerk:
ānwɛrǝk (L376p Linne)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
24916 |
bergx |
bergen (mv.):
mv.!
bèrrəch (L376p Linne)
|
berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
26051 |
berrie |
karboom:
(mv)
kɛrbɛu̯m (L376p Linne)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
21532 |
besteken |
besteken:
bestéke (L376p Linne)
|
Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
23507 |
bestelde mis |
bestelde mis:
besteilde mis (L376p Linne)
|
Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24561 |
beuk |
beuk:
-
beuk (L376p Linne),
groene beuk:
-
greune beuk (L376p Linne),
rode beuk:
-
roaje beuk (L376p Linne)
|
beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beukeneutjes (L376p Linne)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
21023 |
beurs |
portaal (<oudfr.):
portaal (L376p Linne)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23560 |
bewieroken |
wieroken:
wieroken (L376p Linne)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|