20819 |
roeren |
roeren:
röre (L376p Linne)
|
roeren [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
20760 |
roggebrood |
roggebrood:
roggebrot (L376p Linne)
|
roggebrood [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (L376p Linne)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
24237 |
roodborstje |
roodborstje:
rôêtbòrsje (L376p Linne)
|
roodborst
III-4-1
|
33714 |
rooien |
rooien:
rōjǝ (L376p Linne)
|
Een stuk grond ontdoen van bomen, boomstronken, wortels en struikgewas. Een object als struiken, stronken, bomen, puisten is niet gedocumenteerd. [N 27, 6; N 27, 8b; R 3, 1; monogr.]
I-8
|
20516 |
rookvlees |
gerookt vlees:
geruikt vleis (L376p Linne),
rookvlees:
ruikvleis (L376p Linne)
|
stuk rundvlees dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
20676 |
room |
room:
roam (L376p Linne),
roǝm (L376p Linne),
rǫu̯m (L376p Linne)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room [DC 39 (1965)]
I-11, III-2-3
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
ruəzən (L376p Linne)
|
rozen [RND]
III-2-1
|
21330 |
royaal |
goedgeefs:
goodgeevs (L376p Linne),
royaal (<fr.):
rejaal (L376p Linne),
ri-jaal (L376p Linne)
|
ribbel (= gul, gezegd van een mens Kent u dit woord in de betekenis die er achter staat? [DC 26 (1954)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
rozenkransmaond (L376p Linne)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|