23560 |
bewieroken |
wieroken:
wirōēkə (P047p Loksbergen)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25107 |
bewolkte lucht |
overtrokken hemel:
overtrokken hemel (P047p Loksbergen),
overtrokken lucht:
overtrokke loecht (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
bewolkt [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
zoet:
zŭŭtə (P047p Loksbergen)
|
zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛsǝm (P047p Loksbergen),
bezem:
bɛsøm (P047p Loksbergen),
bɛsəm (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
bezem [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
stɛ̄əl (P047p Loksbergen)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
32511 |
bezet, kim |
onderkant:
ǫndǝrkant (P047p Loksbergen)
|
Extra stevige rand aan de onderzijde van de mand, die uit drie tot vijf bezetwissen wordt vervaardigd. Zie ook het lemma ɛbezetwisɛ.' [N 40, 59]
II-12
|
32513 |
bezetwissen |
halfzware (wissen):
halǝf˲zwōr (P047p Loksbergen)
|
De lange, sterke wissen die men gebruikt om de onderste, verstevigde rand van de mand te vlechten. [N 40, 61]
II-12
|
19302 |
bezig |
bezig:
bèzəx (P047p Loksbergen)
|
bezig zijn [ZND 19a (1936)]
III-1-4
|
19303 |
bezig zijn |
bezig zijn:
bijzig zén (P047p Loksbergen),
ze bezig me (P047p Loksbergen),
ingesteld zijn:
èn gəstéld zén (P047p Loksbergen)
|
bezig zijn [ZND 19a (1936)] || werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21299 |
bezoek |
volk:
vòlk (P047p Loksbergen)
|
de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|