e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kast kast: kas (Loksbergen, ... ) kast [ZND 01 (1922)] || Leg die broden op de kast [ZND 05 (1924)] III-2-1
kast voor liturgische gewaden klerenschap: kliejerschap (Loksbergen) De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)] III-3-3
kat kat: kát (Loksbergen), katje: kèkkə (Loksbergen), minousje: minkə (Loksbergen) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
kater dikke kop: dikkə kòp (Loksbergen) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
katholiek katholiek (<fr.): katəlīk (Loksbergen) Katholiek. [ZND 01 (1922)] III-3-3
katoen katoen: kǝtun (Loksbergen) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
kauwen knabbelen: knàbbələ (Loksbergen) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kazuifel kazuifel: kəsəəfəl (Loksbergen) Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel keel: kēl (Loksbergen), strot: strou̯t (Loksbergen) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot strot: stro.ut (Loksbergen) strot [RND] III-1-1