19695 |
kast |
kast:
kas (P047p Loksbergen, ...
P047p Loksbergen)
|
kast [ZND 01 (1922)] || Leg die broden op de kast [ZND 05 (1924)]
III-2-1
|
23448 |
kast voor liturgische gewaden |
klerenschap:
kliejerschap (P047p Loksbergen)
|
De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19826 |
kat |
kat:
kát (P047p Loksbergen),
katje:
kèkkə (P047p Loksbergen),
minousje:
minkə (P047p Loksbergen)
|
Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
20604 |
kater |
dikke kop:
dikkə kòp (P047p Loksbergen)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
katəlīk (P047p Loksbergen)
|
Katholiek. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
kǝtun (P047p Loksbergen)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
20488 |
kauwen |
knabbelen:
knàbbələ (P047p Loksbergen)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23273 |
kazuifel |
kazuifel:
kəsəəfəl (P047p Loksbergen)
|
Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33781 |
keel |
keel:
kēl (P047p Loksbergen),
strot:
strou̯t (P047p Loksbergen)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|
17628 |
keel, strot |
strot:
stro.ut (P047p Loksbergen)
|
strot [RND]
III-1-1
|