e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koorbank koorstoel: kourstoel (Loksbergen) Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)] III-3-3
koorgestoelte koorbanken: koerbanke (Loksbergen) Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)] III-3-3
koorhemd rochet (fr.): rakét (Loksbergen) Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorkap koorkap: kaurkàp (Loksbergen), mantel: màntəl (Loksbergen) De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorts koorts: køtsə (Loksbergen, ... ) koorts [RND], [ZND m] III-1-2
koorzanger zanger: zengər (Loksbergen) Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koot boelee: bǝlęi̯ (Loksbergen), koot: kuǝt (Loksbergen) Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
kop kop: kǫp (Loksbergen, ... ) [JG 1a, 1b]De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.] I-9, II-8
kop van de kruiwagen hoofd: hȳt (Loksbergen) [N 98, 46; monogr.] II-8
kop van de schoof kop: kǫp (Loksbergen) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4