17649 |
kruis |
kruis:
krøs (P047p Loksbergen),
krø̜̄s (P047p Loksbergen)
|
Kruis. [ZND 01 (1922)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-9, III-3-3
|
22476 |
kruis of munt |
kop of letter:
kop of leter (P047p Loksbergen)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23203 |
kruisbeeld |
crucifix (<lat.):
krasefiks (P047p Loksbergen),
kruis:
kraas (P047p Loksbergen),
kruisbeeld:
krəəsbééld (P047p Loksbergen)
|
Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroenzel:
kronsel (P047p Loksbergen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 138
kroͅnsəl (P047p Loksbergen)
|
kruisbes [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
I-7
|
23807 |
kruisdagen |
kruisdagen:
krəəsdàge (P047p Loksbergen)
|
De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32800 |
kruiselings overhoeks eggen |
op zijn duits [eggen]:
up ˲zǝn dø̜ts (P047p Loksbergen)
|
Manier van schuin eggen waarbij men telkens naar de volgende aangrenzende zijde gaat, zodanig dat de egbanen elkaar kruisen en de akker dus dubbel bewerkt wordt; zie afb. 72. Een rechthoekige lange akker kan kruiselings overhoeks worden geëgd volgens een patroon dat grotendeels het dubbele is van afb. 72: halverwege de akker laat men het egpatroon overgaan in zijn spiegelbeeld; zie afb. 73. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1b+ 1d add.; N 11, 84c add.; N 11A, 177d + e; monogr.]
I-2
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisen:
krö.əsə (P047p Loksbergen)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
24100 |
kruisheer |
kruisheer:
krəəshīējərə (P047p Loksbergen)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23717 |
kruisje van de rozenkrans |
kruisje:
krəskə (P047p Loksbergen)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23314 |
kruisprocessie |
kruisprocessie (<lat.):
krəəsprəsèsə (P047p Loksbergen)
|
De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)]
III-3-3
|