24846 |
loof |
loof:
lōêf (P047p Loksbergen)
|
De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20132 |
loops |
heet:
hiət (P047p Loksbergen)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [Goossens 1b]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
schuit (P047p Loksbergen)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
luəpə (P047p Loksbergen),
lūpǝ (P047p Loksbergen)
|
lopen [ZND m] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
24674 |
lork |
lork:
lərək (P047p Loksbergen)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
29632 |
losse zijwand van de kruiwagen |
sponde:
spǫn (P047p Loksbergen)
|
[N 98, 47; monogr.]
II-8
|
22400 |
loten |
loten:
laote (P047p Loksbergen)
|
Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21194 |
luchtballon |
ballon:
bàlòn (P047p Loksbergen)
|
een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24998 |
luchtbel in water |
bel:
bèl (P047p Loksbergen)
|
de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31236 |
luchtregelaar |
kraan:
krōn (P047p Loksbergen)
|
De klep, schuif of kraan waarmee men de luchttoevoer uit de luchtleiding naar het vuur toe regelt. In L 290 en L 291 was een luchtregelaar bij een blaasbalg niet gebruikelijk, bij een ventilator daarentegen wel. Zie voor het woordtype foch ook RhWb (II), kol. 696, s.v. Foche: "Schieber im Ofenrohr, der den Luftzug hemmt oder fordert, Regulierklappe. [N 33, 18; N 33, 17]
II-11
|