34011 |
met staande kar varen |
bet de staande kar voeren:
bę dǝ stø̜ndǝ kɛ̄r vyi̯ǝrǝ (P047p Loksbergen)
|
Met één paard en twee of drie karren rijden. Als men met twee karren rijdt, haalt het paard met de ene kar een lading bij, terwijl de tweede kar ontladen wordt. Als men met drie karren rijdt, is men, terwijl het paard met een eerste kar onderweg is, op de ene plaats een tweede kar aan het laden en op de andere een derde aan het ontladen. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33689 |
met steengruis verharde weg |
schermoelieweg:
sxɛrmujǝwɛx (P047p Loksbergen)
|
In vraag L 24, 28b werd uitdrukkelijk gevraagd naar een naam voor de weg die met steengruis was bedekt. De woordtypen koolassenweg, assenweg e.a. wijzen op een andere bedekking dan steengruis. Macadam is een recentere vorm van een wegdeklaag. [L 24, 28b]
I-8
|
25101 |
met tussenpozen regenen |
zeveren:
zīēvərə (P047p Loksbergen)
|
af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
31434 |
metaalbeugelzaag |
ijzerzeeg:
ē̜jǝzǝrzē̜x (P047p Loksbergen),
metaalzeeg:
mǝtǭlzē̜x (P047p Loksbergen)
|
Handzaag voor metaal waarbij het blad in een ijzeren beugel is gespannen. Zie ook afb. 136. [N 33, 250; N 33, 330; N 53, 10; N 64, 2a-b; monogr.]
II-11
|
29920 |
metselaar |
metser:
mɛtsǝr (P047p Loksbergen)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metsen:
mɛtsǝ (P047p Loksbergen)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
pens:
pèns (P047p Loksbergen)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21585 |
mevrouw |
vrouwmens:
vrooməs (P047p Loksbergen)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
mi’oͅuə (P047p Loksbergen)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
nōēn (P047p Loksbergen),
nūn (P047p Loksbergen)
|
middag [RND], [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|