23814 |
naampatroon |
patroonsheilige:
petrōēnshéllege (P047p Loksbergen)
|
Een naampatroon, de heilige naar wie men is genoemd [namenspatroeën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23529 |
naar de mis gaan |
mis gaan:
mesgoin (P047p Loksbergen),
mis horen:
meshūūrə (P047p Loksbergen)
|
De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34407 |
naar de ram brengen |
drijven:
drē̜vǝ (P047p Loksbergen),
leiden:
lē̜ (P047p Loksbergen)
|
Het vrouwelijk schaap laten bevruchten door de bok. [N 77, 33; N 77, 32; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
17848 |
naar huis gaan |
naar huis gaan:
no gon ich ne huis (P047p Loksbergen)
|
Wat zegt men in uw dialect? Nu ga ik naar huis. [ZND 48 (1954)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (P047p Loksbergen)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hut:
hyi̯t (P047p Loksbergen)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
23725 |
nabidden |
nabidden:
nobiddə (P047p Loksbergen)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32395 |
naboor |
gots:
gǫjts (P047p Loksbergen)
|
Soort avegaar die wordt gebruikt om de met de voorboor aangebrachte opening in de klomp wijder te maken. Doorgaans heeft de klompenmaker verschillende soorten naboren, oplopend in grootte, al naar gelang van de gewenste maat klomp. Zie ook afb. 243 en de lemmata ɛhalfwerkboorɛ, ɛdrielingboorɛ, ɛvrouwenboorɛ en ɛmansboorɛ.' [N 97, 78]
II-12
|
21816 |
nabootsen |
na-apen:
nòwààpə (P047p Loksbergen)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
32396 |
naboren |
gotsen:
gǫjtsǝ (P047p Loksbergen)
|
Door middel van de naboor de met behulp van de voorboor aangebrachte smalle opening in de klomp wijder maken. [N 97, 79]
II-12
|