24414 |
paardenhorzel |
paardshorzel:
lange runderhorzel
peͅtsho͂ͅsəl (P047p Loksbergen)
|
insect III [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|
29636 |
paardetuig |
paardsgetuig:
pē̜ǝts˲gǝtø̜̄x (P047p Loksbergen),
pęts˲gǝtø̜̜̄̄x (P047p Loksbergen)
|
[N 98, 52; monogr.]De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.]
I-10, II-8
|
23944 |
paasbiecht |
paasbiecht:
pōōsbicht (P047p Loksbergen)
|
De Paasbiecht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23803 |
paaskaars |
paaskaars:
pòòskes (P047p Loksbergen)
|
De op Paaszaterdag gewijde kaars, de Paaskaars [oeësterkeëts, poaësjkeëts]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33320 |
pacht, vruchtgebruik |
huur:
hȳr (P047p Loksbergen),
pacht:
paxt (P047p Loksbergen),
tocht:
tuxt (P047p Loksbergen)
|
Onder pacht worden drie samenhangende betekenissen verstaan: 1. hetgeen de pachter betaalt: "de pacht betalen"; 2. het vruchtgebruik van de grond: "grond in pacht hebben"; 3. het contract: "de boer heeft nog twee jaar pacht". Tocht hangt, evenals de nevenvorm tucht, oorspronkelijk samen met trekken in de betekenis "telen"; leeftocht is dan "tocht ("vruchtgebruik, pachtcontract") voor het leven". Aan tuis, vergelijk Mnl. tuuscen "dobbelen; bedriegen; ruilen", correspondeert Du. tauschen. Belading en belader corresponderen met belasting. Het feest van Sint Remeis of Sint Remigius, wiens naamdag naar de Romeinse kalender op 1 oktober valt, wordt wel de "huurdag der boerenknechten en meiden" genoemd (naar Jongeneel, 54). Bij boermeste: pachtvergoeding in natura; in plaats van een pachtsom te betalen, mocht de boer het onderhavige land voor één jaar gebruiken, mits hij voor eigen rekening het land een goede organische bemesting gaf. [L 14, 6; L 32, 101; Wi 18; monogr.]
I-6
|
24362 |
pad |
pad:
pat (P047p Loksbergen)
|
pad [ZND m]
III-4-2
|
21261 |
pad, paadje |
baan, baantje:
bánkə (P047p Loksbergen)
|
een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
kampernoel:
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
kampernoel (P047p Loksbergen),
paddestoel:
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
paddestoel (P047p Loksbergen)
|
paddestoel [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
18240 |
paillette |
broche (fr.):
brosch (P047p Loksbergen),
paillette (fr.):
Versiering op de schouders. [oeplég]
paillette (P047p Loksbergen),
speld:
spèl (P047p Loksbergen)
|
een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken (pailetten, gitten) [N 86 (1981)] || Kent U de volgende benamingen van versieringen, hoe spreekt U ze uit, wat wordt ermee bedoeld: paillette? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
17874 |
pak slaag |
pak slaag:
ə pak slijg (P047p Loksbergen),
ə pàk sléég gijəvə (P047p Loksbergen),
roffel:
rŏĕfəl (P047p Loksbergen),
stravats:
strəvàts (P047p Loksbergen)
|
een pak slaag [ZND 06 (1924)] || Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] || pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|