21476 |
rijksveldwachter |
garde (<fr.):
gárdə (P047p Loksbergen)
|
een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21474 |
rijkswachter |
gendarme (fr.):
zjàndèrm (P047p Loksbergen)
|
een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20816 |
rijp |
rijp:
rééəp (P047p Loksbergen)
|
rijp [RND]
III-2-3
|
25186 |
rijp, rijmx |
rijm:
rijm (P047p Loksbergen)
|
rijm (rijp, ijzel) [ZND 06 (1924)]
III-4-4
|
33509 |
rijshout, bonenstaak |
erwtrijs:
eͅtrēͅzə (P047p Loksbergen),
ätrijs (P047p Loksbergen),
rijs:
rijs (P047p Loksbergen)
|
Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [Goossens 1b (1960)], [ZND 06 (1924)]
I-7
|
33978 |
rijzadel |
rijzadel:
rē̜zōl (P047p Loksbergen)
|
Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
rē̜ǝzǝ (P047p Loksbergen)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
29012 |
rimpelen, fronsen |
fronsen:
fronsǝ (P047p Loksbergen),
plooitjes leggen:
plȳkǝs lęgǝ (P047p Loksbergen)
|
Al plooiend rijgen. Rimpelen is het uitrekken van een hoeveelheid stof tot een vooraf bepaalde kortere lengte, langs één of meer stiklijnen, waarbij de ruimte wordt verdeeld in gelijke, soepele plooitjes (Het Beste Naaiboek, pag. 178). Bij fronsen wordt de ruimte over een bredere afstand verdeeld dan bij rimpelen. Zie afb. 46. [N 59, 53; N 62, 12a; N 62, 30; Gi 1.IV, 34; MW; monogr.]
II-7
|
18396 |
ring |
ring:
enerreeng (P047p Loksbergen)
|
ring [GTP]
III-1-3
|
17587 |
ringbaard |
ringbaardje:
riŋbajkə (P047p Loksbergen)
|
Ringbaard: korte baard die als ring om het gezicht loopt [N 106 (2001)]
III-1-1
|