29911 |
ringen |
ringen:
reŋǝ (P047p Loksbergen)
|
Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.]
I-12
|
33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
ringen:
reͅŋə (P047p Loksbergen),
schoonmaken:
schui̯nmākə (P047p Loksbergen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 01u (1924)]
I-7
|
31534 |
ringsleutel |
potsleuter:
pǫtslø̜jtǝr (P047p Loksbergen)
|
Niet verstelbare, stalen sleutel waarvan de gesloten bek in zijn geheel om de aan te draaien moer heen past. De binnenkant van de ringvormige bek van deze sleutel is zes- of twaalfkantig uitgevoerd. Zie ook afb. 198. [N 33, 300g; monogr.]
II-11
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
rinkvingər (P047p Loksbergen),
Mogelijkheid onderlijnd in vraagstelling.
ringvinger (P047p Loksbergen)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] || Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, pillepoort). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
rad van sint-catharina:
rad van sinte Kətrien (P047p Loksbergen),
rat van Sinte-Katrien (P047p Loksbergen),
ràd vàn sintə kətriĕn (P047p Loksbergen)
|
Hoe heet de huidziekte in de vorm van een wiel, waartegen Sinte Catharina wordt aangeroepen ? [ZND 48 (1954)] || Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)] || Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, wiel/rad, ring(el)worm). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
bèllə (P047p Loksbergen)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21214 |
riool |
goot:
gōt (P047p Loksbergen),
greppel:
gréppəl (P047p Loksbergen),
riool:
riaolə (P047p Loksbergen),
riāəl (P047p Loksbergen),
zijp:
zép (P047p Loksbergen)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || Riool (onderaardse buis tot afvoer van vuil water, enz.). [ZND 06 (1924)]
III-3-1
|
32434 |
ristband |
wis:
wes (P047p Loksbergen)
|
Dunne, dubbelgevouwen twijg waaraan een aantal paren klompen tot een rist bij elkaar worden gebonden. De ristband wordt door de touwtjes gehaald waarmee de paren klompen aan elkaar vastgemaakt zijn. [N 97, 131; A 29a, 16a add.]
II-12
|
32433 |
risten |
wissen:
wesǝ (P047p Loksbergen)
|
Een aantal paren klompen van dezelfde maat met een ristband bij elkaar binden tot een rist. Op deze manier kunnen de klompenparen gemakkelijk vervoerd en verhandeld worden. [N 97, 130]
II-12
|
21200 |
rit |
rit:
rit (P047p Loksbergen)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)]
III-3-1
|