e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schenen gekloven wissen: gǝklawvǝ wesǝ (Loksbergen) Gekliefde en geschaafde wissen. Zij worden vooral gebruikt voor fijn vlechtwerk. Ook de wanden van duivenmanden worden met schenen volgevlochten. [N 40, 85; monogr.] II-12
schenkel schenkel: sxeŋkəl (Loksbergen) schenkel [Goossens 1b (1960)] III-2-3
scheren opzetten: upzętǝ (Loksbergen), scheren: scheerə (Loksbergen), schîərə (Loksbergen), sxiərə (Loksbergen, ... ) Draden uitspannen tussen het toestel waarmee gedraaid werd en de haak van het toestel daartegenover. [N 48, 52a] || scheren [ZND m] || scheren [inf.] [ZND 06 (1924)] || Zich scheren. De baardharen afscheren [scheren, raser, rasieren] [N 114 (2002)] II-7, III-1-3
scherp de waarheid zeggen uitschijten: əətmákə (Loksbergen), əətschéjətə (Loksbergen), zijn zeven zaligheden zeggen: zən zijvə zálighijdə zégə (Loksbergen) iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)] III-3-1
scherp zetten scherp zetten: sxɛrǝp ˲ze̜tǝ (Loksbergen) Een paard van winterbeslag voorzien. Onder het hoefijzer worden dan al dan niet verwisselbare kalkoenen aangebracht en onder de voorzijde wordt een metalen plaatje bevestigd, de stoot. Zie ook de lemmata ɛijsnagelsɛ, ɛstootɛ enɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a; JG 1b; N 100, 17, add.; monogr.] II-11
scheur scheur: sxø̜jr (Loksbergen) Scheur in een kledingstuk. Zie wat betreft het woordtype vijf de toelichting bij het lemma ɛwinkelhaakɛ.' [N 59, 192a; N 62, 43b] II-7
scheut scheut: sxø̄t (Loksbergen), šø̄t (Loksbergen) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5
scheven stukken: (enk)  støk (Loksbergen) De houtachtige delen in vlas en hennep die bij het braken loskomen. [N 48, 18a] II-7
schieten schieten: sxītə (Loksbergen) schieten [ZND m] III-3-1
schietgebed(je) schietgebed: schietgəbèd (Loksbergen) Een schietgebed(je), stootgebed. [N 96B (1989)] III-3-3